Mijn maanviskoppel lijkt op een productiebedrijf. De aanzet is elke keer weer aandoenlijk. Eerst grote schoonmaak op een plantenblad, dan even uitrusten, maar al snel daarna zwemt mevrouw, Sjaan, heel langzaam langs hun blad en legt er wat eitjes op om dan weer een paar stappen naar achteren te doen. Pa, oftewel Kees, komt nu naar voren en schuift bijna over het blad om de eitjes te bevruchten. Dan doet ook hij eerbiedig een stapje naar achteren en laat Sjaan weer een nieuwe portie leggen. So far so good en niets nieuws onder de zon.
Maar steeds weer zijn de eitjes binnen 24 uur verdwenen. Kees krijgt danig de pest in. Hij heeft een vermoeden dat die witte maanvis met een prachtige gele rug de dader is. In werkelijkheid smikkelt zijn eigen Sjaantje alles in een mum van tijd op. Ze is een wat stiekem en schijnheilig tiepje en zegt er niets over. Naast Kees hangt ze in hun vaste hoek alsof ze stikt van verdriet, maar ze moet bijna een boer laten omdat ze het zoveelste legsel weer te snel heeft opgepeuzeld, want stel dat Kees dat zou zien!
Maar dan zijn de rapen gaar. Kees is het zat. Hij schiet uit zijn hoek en geeft de onschuldige witte een enorme dreun, die even naar beneden kantelt maar al gauw zijn evenwicht hervindt om als een speer een verre hoek in te schieten. Oorlog in de bak. Na dagen is er nog steeds geen vrede gesticht. Erger nog, de witte heeft nu overal kale plekken van alle klappen en ziet er zo zielig uit dat je haar nog een dag of twee geeft.
Kees heeft witte lippen alsof hij ze geverfd heeft. Ik vraag aan een expert wat voor een ziekte dit kan zijn en hoor dat zo’n witte mond “zeer ernstig” is. Ik krijg een lijstje met medicijnen mee, maar ben niet al te enthousiast om daarvan iets in mijn bak te gooien. Ikzelf denk namelijk dat hij zijn lippen als stootkussen gebruikt en zichzelf dus behoorlijk beschadigt. Tja, eigen schuld, dikke bult.
De witte wordt grijzig omdat hij nog maar weinig schubben over heeft. Zijn prachtige glans is verdwenen en je vraagt je af hoe zo’n dier nog in leven blijft. Nog steeds wordt hij achterna gezeten en krijgt dreun op dreun. Ik begin Kees een crimineel te vinden. Ik scheld hem uit voor rotte vis en als er een vissengevangenis was, dan zou ik hem een tijd laten opsluiten, misschien zelfs voorgoed! In zijn drift heeft hij zijn lippen nu zo ernstig beschadigd dat je zijn kop zelfs in het donker ziet, alsof hij zich een paar koplampen heeft aangeschaft.
Ik bel Het Aquariumhuis in Amsterdam en leg eerlijk uit dat Kees niet meer te houden is en ja, ik mag hem Ă©n Sjaan terugbrengen. Ergens vind ik het een beetje verdrietig dat dit koppel mijn bak gaat verlaten, ze waren voorheen altijd zo leuk met elkaar en met de andere bakbewoners, maar ik wil dat mijn lieve witte weer rust krijgt, dus doorzetten, het leven is hard. De autorit vinden ze maar zozo en voor ze het beseffen zwemmen ze in een wildvreemde bak. Ach, wat vind ik dat plotseling zielig. Maar ik vind mezelf geweldig dat ik Sjaan mee heb laten verhuizen en voel me daardoor wat minder schuldig tegenover Kees.
Een week daarna moet ik vriesvoer halen en zoek bij dezelfde winkel naar mijn vissenechtpaar. Nergens te vinden. Ik vraag wat er met ze is gebeurd. “Zijn ze ziek geworden, leven ze nog…?” Ze blijken al op een goede bestemming te zijn – een psycholoog mocht ze meenemen voor zijn cliënten in... de Bijlmer Bajes op de afdeling Jeugddetentie! Ik sta te snikken van het lachen, de eigenaresse vertelt het aan de andere aanwezige klanten. Het lijkt meer op een vrolijke kroeg dan een winkel.
Een uur daarna vertel ik aan een vriend dat Kees in de gevangenis zit. Doodserieus vraagt hij aan me: “Tjee, hij gaat toch zeker wel in hoger beroep?”