Iriatherina werneri
De onmiskenbare vorm van dit kleine visje maakt zijn Nederlandse naam van “prachtregenboogvis” helemaal waar. Hoewel het visje maar zo’n 5 cm groot wordt (vrouwtjes nog iets kleiner), laat de eerste aanblik een blijvende indruk achter.

Iriatherina werneri werd in 1974 voor het eerst ontdekt. De naam is een samenvoeging van de vindplaats Irian Jaya en de geslachtsnaam Atherina. De soortnaam werneri is ter ere van een van de ontdekkers, Arthur Werner. Tot nu toe is er in het geslacht Iriatherina nog maar een visje ondergebracht en dat is deze werneri.
Naast Irian Jaya en Papua Nieuw Guinea (PNG) wordt het visje ook gevonden in het noorden van Australië. De vissen uit Irian Jaya en PNG zijn wat donkerder (roodbruin) gekleurd. Die uit Australië zijn meer blauw/grijs. De natuurlijke vindplaatsen kenmerken zich door veel plantengroei, zandbodems en wat troebel water. Ook moerassige gebieden behoren tot het natuurlijk biotoop. De pH-waarden liggen tussen de 5,5 en 7,5. Temperatuur 25-28 graden. De vissen zwemmen in grote scholen, waarbij de mannetjes elkaar voortdurend proberen de loef af te steken.
De eerste rugvin is zwart gekleurd en steekt bij het pronken als een zeil omhoog. Ook de tweede rugvin is zwart maar uitzonderlijk lang uitgetrokken. De staartvin is ook al lang uitgetrokken. Vaak hebben de zwarte vinnen aan de randen een licht rode teint. De staartvin is diep ingesneden. Pronkende werneri’s met uitgestoken vinnen zijn echt een fantastisch schouwspel.
Het vrouwtje is duidelijk soberder aangekleed en heeft ook geen verlengde vinnen. Het lichaam is slank en enigszins zilverkleurig. Maak niet de vergissing in de winkel de vissen te beoordelen op hun kleur, want hun volle pracht laten ze pas zien in uw eigen aquarium waar ze zich op hun gemak voelen.

Door hun geringe grootte zijn het niet echt vissen die in een gezelschapsbak met grotere vissen tot hun recht komen. Beter is het om ze met kleinere (rustige) vissen te houden, zodat ze zich niet al te zeer bedreigd voelen en zich gaan verstoppen. Ze kunnen bijvoorbeeld heel goed gehouden worden met Pseudomugil gertrudae.
De vis kan uitstekend in een speciaal aquarium gehouden worden van 60 – 80 cm. Een geschikt aantal vissen ligt tussen de 10 – 20 vissen in een dergelijke bak. Eventueel kunnen er een aantal bodembewoners ingebracht worden om de voederresten daar weg te eten, want eten van de bodem doet de Iriatherina werneri eigenlijk niet. Regelmatig waterverversen is een noodzaak, naast het voeren met klein voedsel (poeder, fijngewreven vlokken, klein diepvriesvoer als cyclops).
Het aquarium kan ingericht worden met een aantal (fijnbladige)planten, maar wel zo dat er ook nog genoeg zwemruimte open blijft. Een stuk hout maakt het allemaal wat natuurlijker. De vissen zijn vooral ’s morgens redelijk druk met het pronken naar elkaar en het verlokken van de vrouwtjes tot de paring. Een mooie pluk mos in de bak zorgt voor een goed afzetmedium voor de eieren.

De kweek is trouwens niet eenvoudig, d.w.z. tot en met het uitkomen van de eieren gaat het makkelijk. De vissen zetten bijna dagelijk eieren af. De megakleine jongen hebben echter een nog kleiner mondje, zodat het voeren van het jongbroed een ware uitdaging is. Bovendien zijn ze nogal kieskeurig, waardoor de kweek echt specialistenwerk is. De jongen zijn trouwens al heel snel volwassen. Na een week of 12 zijn ze al in staat tot nakweek.
Mocht je een bakje hebben staan en niet weten wat er mee te doen, probeer dan dit mooie visje eens. Spijt zul je daar zeker niet van krijgen.
Hansopje.